Rondom het voetbalveld
Iedere woensdagavond is het feest. Mijn vrouw en ik brengen onze zoon naar het voetballen We worden dan iedere keer weer ondergedompeld in een heel andere wereld. Een wereld van bizarre verhalen. P.G. Woodhouse zou met rode oortjes luisteren naar de wonderlijke wereld van Willem’s familie. Zijn klassieker ’De linke golfspeler’ zou hij slechts beschouwen als een vingeroefening voor de verhalen die hij kon optekenen rondom dit voetbalveld. Het speelt zich allemaal af in een blokhut die uitzicht biedt op het voetbalveld. Hier verzamelen zich de ouders van de andere kinderen
De familie van Willem speelt een dominante rol bij deze blufsessies. Opa Willem is een prettig gestoorde 70tiger die het hart op zijn tong heeft. Zestig jaar stevig doorroken heeft zijn sporen nagelaten bij Willem. Bijna elke zin eindigt met een indrukwekkend ‘onderaards gerommel’ wat zich soms finaliseerd in een groen gekleurde taaie rochel. Willem heeft een aparte humor. Zo placht hij iedere nieuwkomer bij de bezoekershut een ‘cadeautje’ te geven in de vorm van een verse hondenkeutel, waarna hij vervolgens dubbel ligt van het lachen dat vervolgens naadloos overgaat in de onvermijdelijke rochel. Dirk heeft in navolging van zijn achterkleinkinderen een grijs stoppelbaardje gekweekt, compleet met een sikje.
De achterstevoren gekwakte basebalpet en versleten, altijd smerige spijkerbroek completeert zijn ‘oudere, jongere’ verschijning. De vele verhalen van Willem hebben één gemene deler: namelijk uit te drukken: ‘hoe hij schijt aan iedereen heeft’, hondsbrutaal is, grof in de bek, ontaard asociaal, alles gewonnen en niets verloren en voor niemand bang is. Die identiteit bevalt hem wel. ‘Ik ben me ereen’, denkt hij. Ik mag Willem wel, je weet ten minste wat je aan hem hebt. Willem heeft het vooral gemunt op die werkschuwe, achterbakse, buitenlanders die de markt voor rechtgeaarde, frisse Hollandse jongens zoals hij verzieken. Willem spreekt uit ervaring, er wonen bij hem in de straat Turken, of Polen, of Marokkanen of Bulgaren , "weet ik veel hoe dat volk heet , ze stinken hetzelfde." Pas was het ook weer zo’n klere herrie bij die buitenlanders, waarna Willem heldhaftig de politie belde. Die zei dat ze daar geen tijd voor hadden, waarop Willem zei, oké maar als je over een kwartiertje ook een telefoontje uit de straat krijgt moet je ook niet komen. Ja, met Willem valt niet te spotten.
Niet dat dat telefoontje er ooit gekomen is. Jammer voor Willem is dat zijn vrouw ook af en toe naar het voetballen komt. Zij is het totale tegenbeeld van Willem. Het is een zeer gedistingeerde dame, die met haar fijne gezichtstrekken, en netjes gekapte grijs haar een beeld is van de grandeur van ’het oude geld’ Met haar aristocratische verschijning is ze een merkwaardige uitzondering op het palet van bezoekers van het voetballen. Tijdens de verhalen van Willem kijkt ze naar hem, zoals je kijkt naar een slecht afgerichte hond.
De weerzin druipt van haar gezicht. Met een minzame lach corrigeert ze de heldendaden van Willem. Ze relativeert de verhalen van Willem door op te merken dat zijn grootste heldendaad was dat hij een keer geweigerd heeft de afwas te doen. Wat hem overigens kwam te staan op een gevoelige straf, in casu het verlies van een pakje Silvershag, zijn vrouw beheert namelijk de financiën. Met enig geluk wordt de avond gecompleteerd met de aanwezigheid van dochter Priscella, een een meter vijfenvijftig klein propje met een paardenstaart.
Priscella heeft een aardje naar haar vadertje. Ze is soms wat grof in de bek. Ze is getrouwd met Karel een loodgieter en woont in een boerderij die bewaakt wordt door twee manshoge dogs Priscilla is een dierenvriend. Voor haar geldt: Hoe meer je met mensen omgaat, des te meer ga je van dieren houden. Priscilla heeft zich vaak omhuld met Floris, een rode kater van het type straatvechter. Floris ligt meestal gedrapeerd om haar brede hals. Daarnaast proberen Pierrot en Spetter, twee onooglijke boerenhondjes om beurten tevergeefs een poging te wagen op haar schoot te springen. Priscilla is overdag doende in een bank
Ze is gescheiden door een grote glazen wand van haar clientèle. Die wand dient om haar klanten voor haar te beschermen. Priscilla heeft geen hoge dunk van haar klanten, ze maakt ook de toiletten schoon " Ze proberen je altijd te belazeren" " Je wilt niet weten hoe die wc's eruit zien" "De poep is aan de muur en de deurknoppen gesmeerd." "Vooral die deftige lui met die stropdassen daar moet je helemaal voor oppassen".
Opa Willem kijkt vol trots naar zijn dochter als hij haar verhalen hoort. Zijn intensieve opvoeding en onuitputtelijke investeringen en voorbeeld hebben hun sporen wel degelijk bij zijn dochter nagelaten. Zijn vrouw is vol aandacht wat zich buiten bij het voetballen afspeelt. Willem en Priscilla spelen haasje over in de blufsessies. Ze weten elkaar iedere keer weer te overtreffen in hun stupide verhalen. Als Willem dan zijn favoriete mop van het uitlaten van een zeehond weer heeft verteld weten we dat het uurtje weer om is en we afscheid moeten nemen. Als we in de auto stappen horen we op de achtergrond nog het langzaam uitstervende gerochel van Willem.